Leerlingen in het duaal systeem leren de stiel op de werkvloer zelf. Dus ze werken zoals het er in de bouw vandaag aan toe gaat. “Ze leren bijvoorbeeld niet hoe je een stookolieketel plaatst, zoals dat op veel scholen wel het geval is. Maar wel hoe je een warmtepomp installeert”, aldus Waeytens. Omdat scholen niet langer zelf moeten investeren in de meest actuele infrastructuur, komen er extra middelen voor andere zaken vrij en kan je de kosten voor de ouders drukken.
Ook krijgt het duaal systeem op die manier een verdiende opwaardering. Maar misschien nog belangrijker dan de kost van het bouwonderwijs, is het voortbestaan ervan. “Het aantal leerlingen dat kiest voor een bouwopleiding, gaat elk jaar achteruit. Eerder dan te discussiëren over een maximumfactuur, zouden we beter tijd steken in het warm maken van jongeren voor het bouwonderwijs”, besluit Waeytens.
Vorig jaar daalde het aantal leerlingen in de derde graad van het bouwonderwijs met 1,39 procent in vergelijking met het schooljaar 2021-2022 (van 7.971 naar 7.860). In vergelijking met het schooljaar 2018-2019 tellen we 6,5 procent minder leerlingen (van 8.404 naar 7.60). De bouworganisatie hoopt dat het tij keert, maar makkelijk wordt het niet. “We kampen nog altijd met een imagoprobleem. Een ‘stiel’ leren, blijft voor heel wat jongeren én hun ouders minderwaardig. Bouwunie verwijst daarnaast naar de slinkende pool van praktijkleerkrachten en het afschaffen van ‘spookrichtingen’. In de toekomst riskeren daardoor enkele bouwrichtingen te verdwijnen, waardoor we nog minder instroom in de sector krijgen”, aldus Waeytens.