Algemeen

Afname Vlaamse financiële schuld leidt tot toename patrimoniumschuld

Maandag heeft de SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) een belangrijk advies uitgebracht over de begrotingen van de Vlaamse overheid voor 2004 en 2005. Uit dit advies blijkt dat de begrotingsnormen worden gerespecteerd, d.w.z. dat de Vlaamse overheid haar schuld verder afbouwt. Maar volgens de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) heeft deze medaille ook haar keerzijde. Vooral de investeringsuitgaven zijn van deze schuldafbouw het slachtoffer geworden. Op die manier is een andere soort van impliciete schuld ontstaan, met name een verdoken schuld die het gevolg is van achterstallig onderhoud. Door te besparen op de vernieuwing en het onderhoud van het Vlaams infrastructuur- en gebouwenpatrimonium is de Vlaamse overheid een belangrijk onderhoudspassief aan het opbouwen.

De cijfers uit het SERV-advies, zoals we ze hebben samengevat in de bijgevoegde tabel, spreken voor zich. De totale investeringen van de Vlaamse overheid (zowel in infrastructuur als in schoolgebouwen, rust- en ziekenhuizen en sociale woningen) bedroegen van 2001 tot en met 2004 nog meer dan 2 miljard euro. Zij zijn dit jaar tot ongeveer 1,7 miljard euro gedaald.

De beleidskredieten voor infrastructuurwerken vanuit de reguliere begroting zijn eveneens licht gedaald. De belangrijkste vaststelling is evenwel dat er in 2005 geen bijkomende investeringsimpuls komt vanuit het FFEU (Financieringsfonds voor schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven). De voorbije jaren heeft het FFEU overheidsinvesteringen voor een totaal bedrag van ongeveer 800 miljoen euro mogelijk gemaakt. Voor het overgrote deel ging het daarbij om infrastructuurinvesteringen, onder meer voor de verbetering van gevaarlijke verkeerspunten, de aanleg van missing links, voor waterzuivering en waterbeheersing en de herwaardering van brownfields. Nog steeds konden circa 170 miljoen euro vanuit het FFEU niet voor concrete projecten worden vastgelegd. Het FFEU kan dus nog enige tijd soelaas bieden. Maar op ietwat langere termijn dreigen de overheidsinvesteringen verder te verminderen als het FFEU als investeringsbron niet meer wordt gevoed.

Om de infrastructuur in Vlaanderen op peil te houden zouden de overheden jaarlijks 1,5% van de patrimoniumwaarde in onderhoudswerken moeten investeren. Op dit ogenblik vertegenwoordigen de onderhoudswerken amper 0,8% van deze patrimoniumwaarde. Vanaf het midden van de jaren ’90 bedragen de investeringen van de Belgische overheden nauwelijks meer dan 1,5% van het bruto binnenlands product. In de andere landen van de Europese Unie daarentegen vertegenwoordigen de overheidsinvesteringen nog steeds 2,6% van het BBP. Op geen van beide terreinen luidt de begroting voor 2005 enige beterschap in.

Berekeningen hebben uitgewezen dat 15 jaar na de aanleg van een weg de schade met relatief lichte ingrepen kan worden verholpen. Maar wanneer dan nog vijf jaar met herstellingswerken wordt gewacht, is de weg dusdanig versleten dat enkel vervanging nog soelaas brengt. Ook voor het Vlaams woningen- en woongebouwenpatrimonium geldt de regel dat achterstallig onderhoud achteraf tot veel hogere renovatiekosten leidt. Uitstel van onderhoud veroorzaakt aldus een verdoken overheidsschuld. Nu al kunnen we voorspellen dat wanneer we het Vlaams gebouwen- en infrastructuurpatrimonium laten verloederen, deze verwaarlozing het Vlaamse Gewest binnen een tiental jaren op zeer hoge kosten zal jagen.

Mede door het spaarzame beleid van de Vlaamse regering kon de rentesneeuwbal in ons land tot stoppen worden gebracht. Maar intussen dreigt een sneeuwbal van fors oplopende uitgaven om ons patrimonium op peil te houden.

Volgens de berekeningen van de SERV zou er pas vanaf 2007 opnieuw ruimte voor bijkomende initiatieven ontstaan. Om de moeilijke budgettaire jaren 2005 en 2006 te overbruggen dringt de VCB er dan ook op aan dat de Vlaamse overheid onverwijld formules van alternatieve financiering zou uitwerken die zo snel mogelijk in de praktijk kunnen worden omgezet.

Tegelijk moet de Vlaamse overheid ervoor zorgen dat al de beschikbare investeringsmiddelen op het einde van het begrotingsjaar maximaal worden vastgelegd. De noodzaak om de beschikbare middelen zo snel mogelijk aan te wenden geldt meer in het bijzonder voor de 170 miljoen euro die vanuit het FFEU nog niet in concrete projecten konden worden omgezet.

Tenslotte vraagt de VCB dat de Vlaamse overheid op het vlak van waterzuivering toch nog in extra investeringen zou voorzien. Voor 2005 werden de 50 miljoen euro geschrapt die tot nu toe jaarlijks voor subsidies aan gemeentelijke rioleringswerken werden toegekend, terwijl het investeringsprogramma voor bovengemeentelijke rioleringen tot 50 miljoen euro en minder dreigt te worden gereduceerd. Op die manier wordt een Europese boete van 50.000 euro per dag haast onafwendbaar. Deze boete kunnen we vanaf 2007 verwachten voor het niet tijdig nakomen van de Europese richtlijnen op het vlak van waterzuivering.

Marc Dillen, Directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw

Build for Life