De grauwheid van de ochtend maakte snel plaats voor een zonovergoten architectuurroute. Zeker inspiratievol en met gezellig volk om ons heen. 15 architecten genoten weer volop van een goed voorbereid programma. Met dank aan ir. Mark Larmuseau. Hij begeesterde de groep door zijn niet aflatend enthousiasme. Het begon al met een heuse voltreffer. In Fleurus maakten we kennis met een organische woning, aangeduid als maison tricot omdat hiervoor textiel werd aangewend die ir-arch. Philippe Mousset, de bedenker van dit woonexperiment, die zelf toelichting gaf aan de leden van BVA. Hij noemt het materiaal fibre en verwijst naar toile de soutien-george. Zijn uitleg spreekt boekdelen. In 1981 was hij jong jeune père, maar tevens de geestelijke vader van deze ‘gekke’ woning die in de tuin van een vierkantshoeve intussen algengroen is geworden. In betere dagen, en dat is te bekijken op een filmpje, zag de woning er sneeuwwit uit. Met een paar vrienden gaf hij door het gewillig en flexibele textiel de woning zijn huidige vorm, niet zonder erotische toespelingen zoals de inkomdeur zonneklaar aangeeft. Tien jaar heeft Mousset er gewoond, toen was het over en out en werkte hij met de Hongaarse architect Antii Lovag, de ontwerper van het Palais-Bulles (Bubbelpaleis) in Théoule-sur-Mer aan de Azurenkust. Het vormelijk verband met Fleurus is gauw gemaakt, alleen gebruikte Lovag geen fibre maar beton.
Villa Paquet
Dat mode-icoon Pierre Cardin er tijdelijk zijn zomerverblijf van maakte, mocht hier niet onvermeld blijven. De toon van de dag was daarmee gezet. We verzetten onze zinnen even later in Gerpinnes, een deftige villawijk in de zoom van Charleroi met heerlijke villa’s, massief uitgewerkt, dan weer fijn gedetailleerd zoals de villa Paquet uit 1936 met zijn magere ijzeren relingen, fraai gebogen glaspartijen en al even elegante balkons. Auteur van deze villa is Marcel Leborgne beroemd om zijn massief ontwerp van onder meer Villa Dirickz in Sint-Genesius-Rode. Wij zagen met eigen ogen de kubistisch geblokte villa Bailleux in Loveral, stammend uit de late jaren twintig. Onderweg houden we halt bij de woning Alphonse Darville, evenzeer ontworpen door Leborgne en herkenbaar door zijn speelse golvende dakrand. Darville was een vooraanstaand beeldhouwer in de regio van wie we later in het stadhuis van Charleroi de sculptuur La Gloire et la Paix (1935-1936) tegenkomen.Palen
In Montigny-le-Tilleul spoelen we de kelen en bekijken we het gemeentehuis, een realisatie van het eigenzinnig Brusselse bureau V+. V+ heette voorheen nog heel beduidend Atelier Vers plus de bien- être en stortte zich op de artistieke en urbane problematiek van de hoofdstad. Zo werd er in de prille dagen heel nauw samengewerkt met Recyclart, een organisatie die de uiteengereten wijken door de Noord-Zuidverbinding wil reanimeren. V+ participeerde in dit verhaal rond de afbraak van het oude Brussel zonder te vervallen in een nostalgische melancholie. Van meet af aan keken Thierry Decuypere en kompaan Björn Bihain anders aan tegen deze verbinding en zagen ze veeleer de potenties van het gebied.Het gemeentehuis op palen in Montigny-le-Tilleul laat de blik onder het gebouw ontsnappen zodat de continuïteit van de groene omgeving gehandhaafd blijft. Het aangename van zo’n uitstap is om met collega’s kennis te delen, de pro’s en de contra’s van projecten af te wegen, dat alles in een reflecterende en aangename ambiance.
Kloosterleven
Het is altijd verrijkend als de architect achter het project langskomt en zijn discours afsteekt zoals Olivier Bastin dat met verve en veel humaniteit etaleert. Hij durft het architectengezelschap te wijzen op een aantal technische zaken die minder voortvarend zijn uitgekomen bij de realisatie van het Musée de la Photographie. Zijn concept van het fotografiemuseum in Mont-sur-Marchienne houdt na tien jaar nog altijd stevig stand. Het voorstadje van Charleroi mag zich gelukkig prijzen dat in de 19de eeuw karmelietessen er een klooster bouwden. De gangen en kamers zijn er nog als vanouds en met enige verbeelding is het sobere kloosterleven weer zo voor de geest te toveren. Van klooster veranderde het gebouw in een fotografiemuseum.Omarmt de buurt
Niet alleen hedendaagse fotografie ook hedendaagse architectuur wordt in dit verhaal meegenomen. De kersverse vleugel, ingepland in het park van het oude karmelietenklooster, herverdeelt de functies zowel binnen (programmatie) als buiten. De overgang van oud en nieuw tekende L’Escaut op een intelligente manier. Bij rondgang van de site merk je pas echt hoe subtiel er werd gewerkt met overgangen van open en gesloten delen waarbij rekening werd gehouden met de schaal en het vocabularium van de twee gebouwen.Bureau L’Escaut Architecture ontwierp een sterk contrasterende kubus die door middel van twee passages met het oude neogotische gebouw is verbonden. Het volume is een elegante doos die op het eerste gezicht lijkt te zweven maar deels op poten staat. De zalen van het klooster werden met eigen middelen door de museumploeg sober aangekleed. Oorspronkelijke plankenvloeren en neogotische bogen bleven overeind, enkele tussenmuren werden geslecht om meer licht en ruimte te scheppen.