Verbouwen

Het belang van nacontrole bij roofingwerken

Het belang van nacontrole bij roofingwerken
Dakbranden na roofingwerken gebeuren wel vaker, maar kunnen in vele gevallen worden voorkomen! Werken met open vuur, blanke vlam of hittepunt (lassen, snijbranden, solderen, afbijten, afbranden van verf of vernis, ontdooien, enz.) vereisen vaak de aanwezigheid van een vuurvergunning. Dit om brand- of ontploffingsgevaar te voorkomen.

Het doel van een vuurvergunning is om bij werkzaamheden aan de infrastructuur van het gebouw, voorwaarden op te stellen opdat de technici het werk op een veilige wijze zouden kunnen uitvoeren en tevens maatregelen te treffen om de omgeving (andere werknemers, installaties, apparatuur) veilig te stellen.

Een vuurvergunning is een geschreven document waarmee aan een welbepaalde expliciet genoemde persoon (of personen) de toelating gegeven wordt om risicohoudende werkzaamheden inzake brand uit te voeren en dit mits het naleven van een aantal specifiek opgesomde veiligheidsmaatregelen.

De inhoudelijke elementen:
De volgende elementen moeten zeker op een vuurvergunning vermeld worden:
  • de persoon of personen aan wie de toelating verleend wordt; in het geval het derden betreft, wordt de naam van de externe firma eveneens vermeld.
  • de aard van het uit te voeren werk (bijv. lassen, solderen, snijbranden, enz.);
  • datum, uur en geldigheidsduur van de vuurvergunning;
  • de naam van de persoon die de toelating verleent;
  • de te treffen veiligheidsmaatregelen;
  • de handtekening en de naam van de persoon die het werk uitvoert en die de veiligheidsmaatregelen moet nemen.

Men heeft twee soorten veiligheidsmaatregelen:
  • de bijzondere veiligheidsmaatregelen die het gevolg zijn van een concreet uitgevoerde risico– analyse en die bepaald moeten worden door de werfcoördinator, eventueel in samenspraak met de gebouwcoördinator en de operator;
    en
  • de algemene veiligheidsmaatregelen die steeds geldig zijn. Hieronder worden de algemene veiligheidsmaatregelen weergegeven, onderverdeeld in drie groepen:

Maatregelen te nemen voor het werk:
  • de afscherming van vonken door middel van een te plaatsen scherm om zo een vorm van lokale compartimentering te creëren en te verhinderen dat gloeiende deeltjes (zoals bij het lassen,…) in het wilde weg rondvliegen en oorzaak kunnen zijn van brand;
  • aanwezigheid van brandbestrijdingsmateriaal (bijv. draagbaar blustoestel, ...) in de onmiddellijke nabijheid om snel te kunnen ingrijpen;
  • controle op de brandprocedure van het bedrijf en het intern noodnummer;
  • verwijderen van al het brandbare materiaal in een bepaalde zone (vb. 10 meter) rond het risicohoudend werk;
  • dichten van openingen, spleten, scheuren, in muren, vloeren of zolderingen;
  • nakijken of de gebruikte apparaten en toebehoren (slangen, koppelstukken, ...) in goede staat van onderhoud en werking zijn.

Maatregelen te nemen tijdens het werk:
  • aanwezigheid van minstens twee personen voor grote risico's waarbij één persoon optreedt als brandwacht, t.t.z. een persoon die continu toezicht uitoefent met een brandbestrijdingsmiddel in de hand om onmiddellijk te kunnen blussen;
  • het risicowerk ten laatste één uur voor het einde van de werktijd stoppen;
  • letten op de gloeiende deeltjes en de plaats waar ze belanden.

Maatregelen te nemen na het werk
  • uitvoeren van een nacontrole (bijv. een half uur of een uur na het beëindigen van het werk) om te verhinderen dat eventueel smeulende restjes aanleiding kunnen zijn tot een brand;
  • afmelden bij de persoon die de vuurvergunning opgesteld heeft;
  • het verplaatste (brandbare) materiaal slechts de dag erop terugplaatsen.

Davy Maesen, gedelegeerd bestuurder van Bouwunie Limburg: “Het is vooral die nacontrole die in vele gevallen niet of te weinig wordt uitgevoerd en ervoor kan zorgen dat dakbranden kunnen worden voorkomen.”

AsbestbrandenDe gevolgschade van een gebouwbrand, waarin zich asbesthoudende materialen bevonden, is vaak aanzienlijk. De sanering vergt een doorgedreven en strikte aanpak onder professionele begeleiding. Openbare wegenis, daken, tuintjes, opritten, terrassen, regenwaterreservoirs, enz. verontreinigd met asbestdeeltjes, moeten immers gesaneerd worden in overeenstemming met de Vlaamse milieuregelgeving (Materialendecreet, Vlarem). Maar al te vaak echter wordt de noodzaak hiervan niet onderkend of de uitvoering ervan niet correct aangepakt.

Bij een asbestbrand is het belangrijk dat er snel gehandeld wordt. Er zijn echter veel verschillende partijen betrokken, wat een snelle, gecoördineerde aanpak vaak bemoeilijkt. Een regisserende centrale rol door het lokale bestuur, in het bijzonder de milieuambtenaar, blijkt dan cruciaal. Hij kan zich laten bijstaan door een asbestdeskundige en/of indien nodig een erkend bodemsaneringsdeskundige, voor de correcte aanpak van de afvalverwijdering en bodemsanering.

Tot voor kort bestond er geen leidraad die na de vrijgave (brandveilig) door de brandweer beschrijft hoe de gevolgschade naar de omgeving moet worden aangepakt om finaal de gecontamineerde zones asbestvrij of asbestveilig vrij te geven.

Als BouwunieLimburg zijn we dan ook blij met de recent (Mei 2018) door OVAM uitgebrachte “leidraad Asbestbranden” die lokale besturen en professionelen na de bluswerken moet begeleiden in een correcte opvolging tot en met de asbestvrije of asbestveilige vrijgave.