Toen de Duitse troepen in augustus 1914 België binnenvielen, vluchtte Eggericx zoals honderdduizenden Belgen naar Engeland. Wegens zijn doofheid vrijgesteld van militaire dienst, nam hij zijn ballingschap te baat om zich van op afstand voor te bereiden op de wederopbouw van zijn vaderland.
Hij maakte zich de Engelse stedenbouwkundige principes eigen, met name die van de Garden City, en bemachtigde al in de zomer van 1914 een plattegrond van Letchworth, de eerste tuinstad die toen, niet ver van Londen, werd uitgevoerd door Raymond Unwin en Barry Parker. In een notaboekje schetste hij de plannen en gevels van de workmen's cottages, beschreef hij hun verschillende vertrekken en maakte hij notities over de rol van de architect.

Inmiddels gaf hij ook les aan het Caius College in Cambridge en schreef hij samen met professor-botanicus Liliane Clarke een architectuurgids van deze stad voor zijn Belgische vrienden, een boekje waarin hij zijn bevlogen visie op de Engelse gotiek te kennen gaf.
Na de oorlog keerde hij terug naar België samen met zijn nieuwe echtgenote van Ierse oorsprong, Helen Constance Thompson. Zijn verblijf van vier jaar in Engeland lieten een diepe en duurzame indruk op hem na. Door zijn gedrag, kledij en levensstijl profileerde hij zich spoedig als de meest Britse onder de Belgische architecten.
Huizen en tuinen
In 1911 bouwde J.-J. Eggericx op 27-jarige leeftijd zijn eerste woning. Het was een huis voor zijn vader, aan de Groenejargersveld 12 in Ukkel, vlakbij het Terkamerenbos. Hij haalde zijn inspiratie uit het strenge werk van de Nederlandse architect H.P. Berlage. Het huis is nog niet veranderd en kan ook vandaag nog bewonderd worden. Vanaf 1919 bouwde Eggericx in enkele jaren tijd honderden woningen voor arbeiders en bedienden steunend op zijn analyse van de woningen in de Engelse tuinwijken. Rond deze huizen introduceerde hij het gebruik van gazon op de taluds en langs de voetpaden. Hij schrapte de gescheiden voortuintjes en verving ze door eenvoudige doorlopende grasvelden en paadjes van twee meter breed. Niet ver van deze goedkope woningen, die als een hommage kunnen gezien worden aan de gastvrijheid die hij gedurende vijf jaar in Engeland genoot, bracht Eggericx in 1922 zijn eigen woning tot stand in de Vinkstraat in Watermaal-Bosvoorde. Daarop begon hij ook andere referenties in zijn privé-architectuur op te nemen: het huis Van de Perre, gebouwd in 1925 aan de Hamoirlaan in Ukkel (afgebroken in 1977) illustreerde met zijn overstekende daken en continue raampartijen de invloed van Frank Lloyd Wright terwijl het huis dat hij datzelfde jaar ontwierp voor de familie Petrucci-Wolfers in de Depraeterestraat te Elsene met zijn kozijnramen in het vlak van de gevel, aan Nederlandse voorbeelden refereert. Deze twee huizen vormden voor Eggericx twee excursies in de wereld van de woningen op maat die hem in staat stelden om zich, net zoals zijn meester Victor Horta, te verdiepen in het ontwerp van de inrichting, de verlichtingen, de vloeren met kunstig legpatroon, de schoorsteenmantels en de meubels.
Van zijn vader, die tuinier was, erfde Eggericx een minutieuze aandacht voor de keuze en de aard van de beplantingen, zowel in zijn aanleg van tuinen als in zijn lessen aan La Cambre. In L’édifice et son milieu, de theoretische cursus stedenbouw die hij in 1943-1944 doceerde, wees hij zijn studenten erop dat ze in staat moesten zijn met zekerheid en in elk seizoen de bomen te herkennen om ze met dezelfde zekerheid in hun tuinontwerpen op te nemen en ze correct in te planten op plaatsen waar de kunst en de wetenschap dat aanbevalen.
Le Logis

Vanaf 1923 maakten de budgettaire beperkingen die door de Staat werden opgelegd het rendabeler om appartementsgebouwen op te trekken. Een typologische analyse toont hoe Eggericx’ regionalistische architectuur en stedenbouw omstreeks 1930 plaats maakten voor een gematigd modernisme.
Floréal
Kort na de oprichting van Le Logis leidde een vergadering in de Brasserie Saint-Lambert, gelegen aan het huidige Flageyplein, tot de vorming van een nieuwe huurderscoöperatie die in maart 1922 officieel werd opgericht onder de naam Floréal. Tot de leden behoorden de typografische arbeiders van de krant Le Peuple. Eggericx en Van der Swaelmen kregen de opdracht deze tuinwijk naast die van Le Logis aan te leggen. De woningtypes zijn gelijkaardig, om niet te zeggen identiek. Alleen de groen-zwarte ramen van Le Logis verschillen van de geel-zwarte ramen van Floréal, het enige detail dat eraan herinnert dat twee coöperaties aan de oorsprong van het geheel lagen. Net zoals in Le Logis zijn de woningen in Floréal opgetrokken in baksteen, bekleed met pleister en afgedekt met een zadeldak. Het terrein is kleiner en glooiender en telt slechts één buurt maar de aanpassing aan de topografie en de hiërarchie van de wegen zijn van dezelfde aard. De alomtegenwoordigheid van de planten vormt de organische band tussen de twee tuinwijken.
Het Hoefijzer, gebouwd vanaf 1925, voorziet Floréal van meerdere appartementen en enkele winkels. Het werd een echt herkenningsteken, een landmerk dat zich verheft als een kerk in een dorpscentrum.
Appartementsgebouwen van een nieuw type
In 1929 kreeg Eggericx de opdracht om aan de Drie Linden op een sterk hellend terrein een complex van appartementen met winkels en een theater te ontwerpen. Hij gaf de voorkeur aan doorlopende appartementen met dubbele oriëntatie hoewel daarvoor meerdere trappenhuizen en liften vereist waren. Met dit project lanceerde hij in feite wat in zijn latere werk als een leidmotief zou terugkeren: de benadrukking van de horizontaliteit door middel van doorlopende stroken. Dit concept werd door vele architecten overgenomen maar kreeg felle kritiek vanwege Jean Delhaye, leerling en volgeling van Victor Horta, die het als een gemakkelijkheidoplossing afwees. Hij zag het als een negatie van het verlangen naar evenwicht tussen vol en leeg, naar contrasten, ritme, enz. – uitdagingen die alle door het gebruik van stroken werden geneutraliseerd.
Gedreven door een socialistische reflex, was Eggericx evenwel van oordeel dat er een universele oplossing moest komen voor een hedendaags collectief probleem en dat de stroken de stapeling van de appartementen benadrukten. Eggericx wou rationele gebouwen ontwerpen zonder rondingen, gebouwen die het burgerpubliek waarvoor ze bestemd waren door middel van brede erkers een ruim uitzicht boden en de binnenruimte naar buiten projecteerden.
Praktisch
De tentoonstelling Eggericx vindt plaats in het CIVA te Brussel, Kluisstraat 55, Elsene.
Ze loopt tot 7 april a.s.
Openingsuren:
dinsdag tot vrijdag van 12 tot 16u
Zaterdag en zondag van 10u30 tot 18u.