De opwaardering was de studentenlonen was bedoeld om de bouw aantrekkelijker te maken voor jongeren. In de hoop ze na hun studies definitief naar de sector te lokken, want de bouw heeft nog altijd nood aan veel nieuwe mensen, zo’n 15.000 per jaar. “Maar de maatregel schiet zijn doel volledig voorbij. In plaats van jongeren aan te trekken, haken meer werkgevers af”, aldus Waeytens. Dat er minder jobstudenten aan het werk waren, uit zich ook in de officiële cijfers (bron: Constructiv).
Afgelopen zomer waren er in Vlaanderen 310 jobstudenten minder aan de slag in vergelijking met de zomer van 2022 (van 4.981 naar 4.671). En zelfs 663 minder dan in de zomer van 2021 (5.334). In België gaat het zelfs over respectievelijk 510 en 937 minder studenten. Bouwunie dringt aan op een evaluatie en heeft die op de agenda van het volgende Paritair Comité voor de bouw gezet. Volgens de bouworganisatie zijn er mogelijke oplossingen, maar deze zijn verre van evident.
Vakbonden en werkgevers waren overeengekomen de studentenlonen te verhogen om zo meer studenten te lokken. Zo kunnen voortaan ook studenten zonder bouwopleiding als jobstudenten in de bouw ingezet worden aan dezelfde voorwaarden als jobstudenten met een bouwopleiding. Maar het loonverschil met het verleden is groot. Kreeg een student zonder bouwopleiding vroeger 10,470 euro per uur, dan is dat sinds 1 juli 17,157 euro per uur. Voor studenten met een bouwopleiding steeg het loon van 11,345 euro per uur naar eveneens 17,157 euro per uur. Ofwel respectievelijk 64% en 51% meer. Met alle gevolgen van dien. 22% van de Vlaamse bouwwerkgevers annuleerde afgelopen zomer het contract met de jobstudent. Bijna 7 op 10 werkgevers zegt de opwaardering van de studentenlonen geen goede maatregel te vinden om meer instroom te creëren. Integendeel.