Op uiteenlopende domeinen krijgt de Vlaamse bouw rake klappen. Het aantal overheidsopdrachten voor gemeenten is van 2011 tot 2013 met bijna 40% gedaald en in 2014 slechts licht opnieuw gestegen met 12%. De meerjarenplanning van de gemeenten tot en met 2019 wijst op een blijvende achteruitgang. Vooral de wegenbouwers zijn daarvan het slachtoffer. Het vergund volume voor niet-woongebouwen bleef in 2013 op 32 miljoen m³ steken en zou ook in 2014 niet meer dan 36 miljoen m³ bedragen. Door het almaar kleiner aantal m² kantoorruimte per bediende kan de kantorenmarkt niet verder groeien. E-commerce zorgt voor onzekerheid op de markt van het retailvastgoed. Bijkomend dreigt een stop in de bouw van nieuwe ziekenhuizen en rustoorden door de uitputting van de middelen van het VIPA (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden).
De uitdagingen zijn nochtans enorm. Om de stijgende bevolking op te vangen moet nieuwbouw op een hoog peil blijven. Daarnaast moet circa 20% van het bestaande woningpatrimonium grondig worden gerenoveerd en circa 40% licht worden gerenoveerd. Het huidige renovatieritme moet op termijn meer dan verdubbelen. Ongeveer 20% van de bestaande woningen kunnen niet op een rendabele wijze energiezuiniger worden gemaakt. Die moeten worden afgebroken en vervangen door vernieuwbouw. Daarnaast is er de blijvende vraag naar ouderenvoorzieningen maar ook naar schoolgebouwen. Op het vlak van infrastructuur is het belangrijk de onderhoudsachterstand te blijven inhalen en tegen 2020 de belangrijkste missing links te hebben gerealiseerd.
Toenemende impact op Vlaamse economie
Het aandeel van de bouwcluster in de Vlaamse economie is de laatste jaren gegroeid van 23% tot ongeveer 25%. Nieuwe milieu- en energie-activiteiten, onder meer op het vlak van recyclage, sanering en hernieuwbare energie, hebben daartoe in belangrijke mate bijgedragen. De productiemultiplicator van de bouw is intussen toegenomen tot 2,16. Door deze toegenomen impact geldt meer nog dan voorheen dat als het goed gaat in de bouw, het goed gaat in de economie. Tot 2013 groeide de bouw sneller dan de Vlaamse economie en heeft zij de economische groei in Vlaanderen sterk ondersteund. Maar vanaf 2013 en ook de komende vijf jaar dreigt de bouw trager te groeien en daardoor de groei van de totale Vlaamse economie af te remmen.Tenzij er voor de bouw op korte termijn een groeiplan kan komen. Het visierapport van de VCB bevat de elementen voor zo’n groeiplan. In belangrijke mate komt de bouwcluster zelf met oplossingen om bouwprojecten te realiseren die tegelijk duurzaam en betaalbaar zijn. We denken daarbij aan:
- de opkomst van bouwteams van aannemers met ontwerpers waarbij aannemers van in de ontwerpfase bij projecten worden betrokken;
- de toenemende digitalisering van het bouwproces met onder meer 3D-gestuurde machines en de BIM (Building Information Modeling) als communicatieplatform voor bouwteams;
- de toenemende wisselwerking tussen bouwmaterialenproducenten en aannemers waarbij het bouwbedrijf meer en meer fungeert als integrator van technologieën uit andere sectoren;
- de trend naar bouwprojecten die zelf energie produceren;
- de uitbouw van een ketenbeheersysteem voor slooppuin, wat hoogwaardiger hergebruik van dit puin mogelijk maakt waardoor ook de bouw steeds meer evolueert naar een kringloopeconomie;
- het toenemend inspelen op het onderhoud van gebouwen op lange termijn en op de beheersing van de lifecyclekosten voor een gebouw.
Maar op bepaalde punten blijft ondersteuning door de overheid cruciaal. De financierbaarheid vormt het sluitstuk voor de verdere duurzame ontwikkeling van de bouw. De Vlaamse overheid moet daarom nieuwe financieringsinstrumenten stimuleren die rekening houden met de duurzaamheid op lange termijn die de sector nu steeds beter kan garanderen.
Overheidswaarborg of -premie voor helft van eigen inbreng
Alle nieuwbouw is momenteel per definitie zeer energiezuinig. Maar doordat de banken aan kandidaat-bouwers voor een hypothecaire lening 20% eigen inbreng vragen, dreigt de bouw van nieuwe woningen er verder op achteruit te gaan. De VCB vraagt dan ook dat de Vlaamse overheid een inbreng van 10% zou leveren (in de vorm van een premie of waarborg) die de banken als eigen inbreng zouden aanvaarden.Voor een gemiddelde woning zouden de Vlamingen dan nog slechts 30.000 euro eigen middelen moeten inbrengen in plaats van 60.000 euro nu, een drempel die voor heel wat gezinnen te hoog ligt. De Vlaamse regering moet hiertoe op korte termijn opnieuw samenzitten met de banken. Tegelijk moet op federaal niveau voor de eerste woning een verlaagd btw-tarief kunnen gelden. Want hoe lager de btw, hoe meer reële vastgoedwaarde de banken bij een lening in handen krijgen.
Gemeentelijke investeringen stimuleren
Om de publieke investeringen te verhogen zal het erop aankomen PPS-projecten op te zetten die de overheidsschuld niet doen toenemen, voldoen aan de striktere eisen van Eurostat op dit vlak en tegelijk beheersbaar zijn voor de aannemers. De focus zal daarbij meer bij de private sector komen te liggen om conform de voorschriften van Eurostat te vermijden dat de financiering van deze projecten onmiddellijk als uitgave op de begroting moet worden genomen.Daarnaast moet de Vlaamse regering dringend werk maken van het gemeentelijk investeringsfonds dat het Vlaams regeerakkoord in het vooruitzicht heeft gesteld. De Vlaamse overheid moet daardoor op grotere schaal gemeentelijke investeringen kunnen cofinancieren. Bovendien moet dit fonds de snelheid verhogen waarmee zij gemeentelijke subsidies toekent. Dit laatste is vooral van belang bij werken waarbij naast de gemeente ook het Vlaamse Gewest en Aquafin zijn betrokken. Nu lopen investeringen van het Vlaamse Gewest en Aquafin vaak vertraging op doordat de gemeente niet kan volgen met haar eigen investeringsaandeel.